A.F. Pieck en Betty Pieck
Antonie Franciscus Pieck (1865-1925)
De Amsterdamse (hoofd)onderwijzer A.F. Pieck verhuisde in 1905 naar Bussum. Het gezin bestond uit vier dochters, van wie er twee de schilderkunst in gingen. De aan de Spaanse griep overleden Margaretha (1898-1920) was de tekenares, wier werk door haar beroemd geworden neef Anton Pieck werd betiteld als heel verfijnd en zeer veelbelovend. Haar oudere zus, de schilderes Adri Pieck, werd bijna 88 jaar oud.
Pieck begon in Bussum als dichter/schrijver te publiceren. Zo verscheen in 1906 een bundeltje Kindergedichtjes voor school en huis, Licht en donker. In 1909 volgde Jong Holland, prentenboek met 24 platen in kleurendruk naar tekeningen van Ethel Parkinson. Het werd uitgegeven door de Bussumse uitgever J.A. Sleeswijk. Sleeswijk, vooral bekend van de Sleeswijk Touristenkaarten, gaf vervolgens meer van A.F. Pieck uit.
In het bijvoegsel Onze Kinderen van het Algemeen Handelsblad verschenen regelmatig bijdragen van de hand van Pieck, evenals in Het Prinsesje, de jeugdbijlage van De Prins [der GeÏllustreerde Bladen].
Het bekendste boek van Pieck is Hoe ik schilder werd, Uit het leven van Huib Hoepel (1912). Huib vestigt zich als veelbelovend talent uit Den Haag in het schildersdorp Laren en maakt daar carriëre. Van het boek werd door Van Goor in 1920 een schooluitgave gemaakt, gevolgd door de uitgave voor ‘het 6e en 7e leerjaar, vervolgonderwijs, U.L.O. scholen’ in 1926 en 1927.
Dagboek 1917-1920
In 1917 begon Pieck tijdens een periode van ziekteverlof een dagboek bij te houden. Het staat in het teken van de Eerste Wereldoorlog en de Vlaamse vluchtelingen, die ook in Bussum neerstreken. Zo werd de bekende dichter (en activist) René De Clercq een goede huisvriend. Dochter Betty Pieck legde Herinneringen aan hem vast.
In het dagboek is ook de letterkundige arbeid soms op de voet te volgen, zoals het ontstaan van Uit het leven van Jopie en Bobbie, dat in 1919 als no.54 in de bekende Van Campen’s Jongens- en Meisjesbibliotheek verscheen met tekeningen van Gretha en Adri Pieck. Het boekje gaat over de honden van de meisjes.
Pieck zet na de plotselinge dood van Gretha op 31 maart 1920 het dagboek niet voort.
In september 1920 werd in Kunstzaal Reddingius aan de Langestraat te Hilversum een overzichtstentoonstelling van haar werk gehouden: 314 tekeningen, etsen en houtsneden.
De Gooibergpers verzorgde in de herfst 1993 de uitgave van het Dagboek.
Hollandsche Rading
Begin mei 1919 verhuisde het gezin Pieck naar Hollandsche Rading, Tolakkerweg 5. De stal van het boerderijtje, St. Maartenshoeve gedoopt, werd tot atelier verbouwd. Hier werden zomer- en wintertentoonstellingen georganiseerd en in de ’toonkamer’ waren ook etsen, felicitatiekaarten en ansichten van Gretha te koop.
Adri Pieck overleed op 5 april 1982 in Hollandsche Rading. De nalatenschap ging voor een deel naar de Topografische Atlas van Utrecht en Noord-Holland en het Zuiderzee Museum in Hoorn. Van de verkoop van de overgebleven stukken kon de Stichting Gretha en Adri Pieck in 1983 de uitgave Het leven en werken van Gretha en Adri Pieck bekostigen.
De Stichting kent ook een Gretha- en Adri Pieck-prijs toe. Deze ging o.a. naar Kurt Löb (1989) en Mevrouw M.J. Wessels van Museum Flehite in Amersfoort (1991). Afgelopen herfst werd de onderscheiding voor de zevende maal uitgereikt: de gelukkige was Eddy Jaspers van de Hogeschool van de Kunsten in Utrecht.
November 1993 (met kleurkatern)
ISBN: 9789072184177
Prijs: 7,50